Antibiotica zijn geneesmiddelen die worden gebruikt om bacteriële infecties te behandelen. Ze werken door het doden of de groei van schadelijke bacteriën te stoppen.
Sinds de jaren veertig worden antibiotica gegeven aan koeien, varkens en pluimvee om infecties te behandelen of te voorkomen dat een ziekte zich verspreidt. Ook worden lage doses antibiotica aan de voeding voor het dier toegevoegd om de groei te bevorderen. Dit betekent een grotere productie van vlees of melk in kortere tijd.
De kans dat je daadwerkelijk antibiotica consumeert via dierlijk voedsel is extreem laag. In de Europese Unie is strikte wetgeving van kracht om ervoor te zorgen dat er geen besmette voedselproducten in de voedselvoorziening terecht kunnen komen. Wachttijden voor geneesmiddelen worden afgedwongen voordat behandelde dieren, eieren of melk als voedsel worden gebruikt. Dit geeft de medicijnen de tijd om het systeem van het dier volledig te verlaten. Daarnaast controleert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit steekproefsgewijs of deze richtlijnen worden overschreden. In Nederland zijn overschrijdingen nauwelijks aan de orde.