Wat voor iemand de ‘’juiste’’ portiegrootte is, is complex te beantwoorden. Ieder persoon én levensstijl is anders en daarmee verschillen de behoeftes.
Tegenwoordig worden er steeds grotere porties aangeboden. De verpakkingen groeien, maar ook de producten zelf worden groter. Mensen gaan hierdoor meer eten wanneer ze blootgesteld worden aan grotere porties. Wat vroeger een normale portie was, heet nu "small". Volgens de British Heart Foundation groeide afgelopen twintig jaar de hoeveelheid eten op ons bord en drinken met 50%.
Maar hoe bepaal je nou wat een juiste portiegrootte is? Er zijn een aantal simpele vuistregels die voor verschillende voedingsmiddelen zijn bepaald.
- Wanneer een kwart van je bord uit rijst, pasta of aardappelen bestaat, zit je qua portiegrootte goed. Dit staat gelijk aan een vuistformaat ongekookte pasta of rijst.
- Een portiegrootte vlees komt overeen met het formaat van de palm van de hand zonder de vingers. Op deze manier kom je uit op een portie van ongeveer 100 gram.
- Voor vis is dit de grootte van je hand, inclusief de vingers.
- Groente mogen twee gebalde vuisten zijn. Voor broccoli, bloemkool of wortel komt dit neer op 160 gram. Bij de warme maaltijd moet ongeveer de helft van het bord gevuld zijn met groenten.
- Vetten mogen net zo groot zijn als de duim, van de knokkel tot het puntje.
- Voor noten neem je een halve handpalm.