Wanneer we koolhydraten eten breekt ons spijsverteringsstelsel een aantal van die koolhydraten af in glucose. Deze glucose komt in het bloed terecht en verhoogt de bloedsuikerspiegel, oftewel het glucosegehalte.
Wanneer het glucosegehalte in het bloed stijgt, geven de zogenoemde beta-cellen in de alvleesklier insuline vrij. Wanneer de bloedsuikerspiegel onder een bepaald punt daalt, geven de zogenoemde alfa-cellen in de alvleesklier glucagon vrij. Insuline en glucagon helpen om de bloedglucosespiegels in de cellen, vooral in de hersenen, op peil te houden. Insuline brengt overtollige bloedglucosespiegels omlaag, terwijl glucagon het niveau weer omhoog brengt als het te laag is.