Voor de productie van champagne worden drie verschillende druiven gebruikt; de chardonnay, de pinot noir en de pinot meunier. De chardonnay is een witte druif, maar de andere twee zijn blauwe druiven. En toch is champagne licht van kleur.
Rode wijn krijgt zijn donkerrode kleur door de schillen van de druiven. Wanneer je een blauwe druif zonder schil zou persen, krijg je wit sap.
Door de blauwe druivenschillen mee te laten vergisten krijg je een rode wijn of rosé. Rosé wordt dus niet gemaakt door witte wijn en rode wijn te mengen, maar door blauwe druivenschillen kort mee te vergisten. Hoe langer de druiven onderdeel zijn van het vergistingsproces, hoe donkerder de wijn.
Bij champagnes worden de druivenschillen van de druiven dus niet gebruikt. Dit zorgt ervoor dat champagne een lichte kleur heeft.