Roken van vlees en vis werd vroeger gedaan om producten te conserveren. Tegenwoordig vindt men de smaak van gerookt vlees of vis erg lekker en bovendien kan je dit zelf doen met behulp van een rookkast, rookoventje of een rookpan.
Het rookproces
In een rookkast, rookoven of rookpan worden hout, rookmot of houtsnippers verbrand met een dichte deur of deksel. Daardoor komt er weinig zuurstof bij en ontstaat er veel rookontwikkeling. Door voedsel in de rook te leggen komt er de specifieke rooksmaak aan. Voordat vis en vlees in de rookoven gaan, wordt het eerst gepekeld en gedroogd. Het pekelen, drogen en roken is noodzakelijk om de ontwikkeling van bacteriën te verminderen.
Koud of warm
Er zijn twee manier om te roken. Koud roken (10 tot 25 graden) en warm roken (40 tot 110 graden). Koud gerookte gerechten kun je langer bewaren. Koud roken neemt veel meer tijd in beslag dan warm roken. Door de lage temperatuur duurt dit hele proces wel 24 tot 48 uur. Koud roken wordt vaak gedaan met paling, zalm, ham of bacon of zelfs knoflook en kaas. Warm roken wordt meestal gedaan om het product meteen te consumeren. Dit proces duurt veelal maar een paar uur.
Smaakverschil
Meestal wordt er met beukenhout en eikenhout gerookt, maar je kunt ook met hout van een appelboom, kersenboom of populier roken. Het hout moet wel schoon, droog, hars- en schorsvrij zijn. Hout van appel-, peren- of kersenbomen geeft een heerlijke geur af, beukenhout dringt goed door tot de vis en eikenhout geeft een scherpere rooksmaak.
Thuis zelf roken
Wanneer je zelf voedsel wilt gaan roken kun je om te beginnen het beste een kleine rookpan aanschaffen. Deze kan in de keuken gebruikt worden en op de barbecue. Begin dan vooral met warm roken. Dit kost minder tijd in de bereiding en bovendien kun je het gerookte voedsel dezelfde dag nog opeten. Qua aanschaf is zo'n pan ook het meest voordelig.