Energie is nodig voor het normaal functioneren van organen in het lichaam. Veel weefsels kunnen ook vet of eiwit als energiebron gebruiken, maar andere, zoals de hersenen en rode bloedcellen, kunnen alleen koolhydraten gebruiken.
Koolhydraten worden in het lichaam afgebroken tot glucose, een enkele suikermolecuul. Dit kan de lichaamscellen voorzien van energie.
Soms krijg je meer glucose binnen dan nodig, dan slaat het lichaam het op voor later.
Glucose wordt in het lichaam opgeslagen als glycogeen. Dit is een opslag in de lever van vele glucosemoleculen aan elkaar. Daalt de bloedsuiker nadat je een paar uur niets hebt gegeten? Dan wordt deze voorraad weer afgebroken en kan glucose worden gebruikt. Alle lichaamsfuncties gaan immers door en kosten energie.
Wanneer je een tijd geen koolhydraten eet, en de glycogeenvoorraad raakt op, dan kan er ook glucose worden geproduceerd uit niet-koolhydraatvoorlopers, zoals aminozuren en glycerol. Dit proces handhaaft de bloedglucoseconcentraties, bijvoorbeeld tijdens uithongering en intensieve training.