Veel van ons voedsel wordt uit andere landen geïmporteerd, denk aan sinaasappels uit Spanje of quinoa uit Peru. Bij de transport van al deze voedingswaren komt veel koolstofdioxide vrij. Lokale seizoensproducten hebben de voorkeur vanwege hun lagere CO2- uitstoot. Let in de supermarkten ook op of het product een duurzaamheidslabel heeft zoals het MSC-keurmerk voor vis. Verder is het ook goed om op te letten dat je niet onnodig eten weggooit.
Maar wat de meeste invloed op het milieu uitoefent is veeteelt. Al het vee benodigt grond, water en voedsel (wat ook weer grond en water nodig heeft om te groeien). Daarnaast produceren koeien en schapen methaan als ze voedsel verteren, dit is net als CO2 een broeikasgas. Plantaardig eten is beter voor het milieu, het Voedingscentrum raadt dan ook aan om maximaal 500 gram vlees per week te eten, waarvan maximaal 300 gram rood vlees.